Pays-Bas

Loi sur l'intégration civique

2021

L'objectif de la Loi sur l'intégration civique de 2021 vise à ce que les personnes faisant l'objet d'une obligation d'intégration puissent participer le plus rapidement possible à la société des Pays-Bas, et qu'elles trouvent également du travail le plus rapidement possible. Plus précisément, ces personnes doivent apprendre la langue néerlandaise à un niveau qui leur permet de bien s'intégrer socialement  aux Pays-Bas, afin de bénéficier de meilleures possibilités sur le marché du travail néerlandais. L'un des éléments les plus importants de la loi obligent les municipalités à aider les nouveaux arrivants soumis à une obligation d'intégration, car la mise en œuvre de la loi leur incombe. Cela signifie que les municipalités ont les responsabilités suivantes:

- la planification des rendez-vous avec les candidats pour passer l'examen d'apprentissage;
- la mise à la disposition de lieux de collecte;
- les conseils lors de l’administration de l'examen.

Il existe trois parcours d'apprentissage : le parcours B-1 (art. 7), le parcours de formation (art. 8) et le parcours d'autonomie (art. 9).

Cependant, la loi se heurte à certains obstacles, ce qui la rend plus difficile à appliquer. Plusieurs causes entrent en jeu: l’afflux massif de migrants ukrainiens déplacés, la pénurie nationale de logements et la mise en place tardive des programmes pédagogiques pour les personnes en intégration, qui souhaitent passer à une formation professionnelle intermédiaire, professionnelle supérieure ou universitaire.

De plus, les écoles de langues ont de plus en plus de mal à trouver suffisamment d’enseignants certifiés. Ces problèmes rendent plus difficile le respect de l’exigence selon laquelle 80% des cours sont donnés par des enseignants certifiés, mais des mesures devaient être mises en œuvre à partir du 1er janvier 2023 pour maintenir la qualité et la disponibilité de l’enseignement en intégration.

Wet inburgering (2021)

Artikel 6.

De inburgeringsplicht

1) De inburgeringsplicht bestaat uit:

a.het afronden van het participatieverklaringstraject;
b.het afronden van de module Arbeidsmarkt en Participatie; en
c.het behalen van het inburgeringsexamen, de onderwijsroute of de zelfredzaamheidsroute.

2) De inburgeringsplichtige die voldaan heeft aan de inburgeringsplicht ontvangt een diploma indien deze het inburgeringsexamen dan wel de onderwijsroute heeft behaald, en een certificaat indien deze de zelfredzaamheidsroute heeft behaald.

3) Het college biedt het participatieverklaringstraject en de module Arbeidsmarkt en Participatie aan.

4) Het participatieverklaringstraject behelst een inleiding in de kernwaarden van de Nederlandse samenleving en wordt afgesloten met het ondertekenen van de participatieverklaring.

5) Deze verklaring bevat de volgende slotformule: Ik verklaar dat ik kennis heb genomen van de waarden en spelregels van de Nederlandse samenleving en dat ik deze respecteer, en dat ik de universele mensenrechten eerbiedig en niet daarmee in strijd zal handelen. Ik verklaar dat ik actief een bijdrage wil leveren aan de Nederlandse samenleving en reken erop dat ik daarvoor ook de ruimte krijg van mijn medeburgers.

Artikel 7.

De B1-route

1) Het inburgeringsexamen bestaat uit:

a. de examinering van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal op ten minste het niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen; en

b. de examinering van de kennis van de Nederlandse maatschappij.

2) Onze Minister of Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap biedt het inburgeringsexamen aan.

3) De inburgeringsplichtige die beschikt over een bij ministeriële regeling aangewezen diploma, certificaat of ander document waaruit blijkt dat diegene beschikt over een deel van de vaardigheden en kennis, bedoeld in het eerste lid, is vrijgesteld van de verplichting om dat deel van die kennis of vaardigheden te verwerven.

4) Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:

a.de inhoud en vormgeving van het inburgeringsexamen;
b.het afnemen en beoordelen van het inburgeringsexamen;
c.de ter zake van het inburgeringsexamen verschuldigde kosten;
d.de identificatie van de persoon die aan het inburgeringsexamen deel neemt.

Artikel 8.

De onderwijsroute

1)
De inburgeringsplichtige die tijdens de brede intake aangeeft een opleiding in het beroeps- of hoger onderwijs te willen volgen, volgt het taalschakeltraject indien naar het oordeel van het college een grote kans bestaat dat deze na het volgen van dat traject in staat is om in het genoemde onderwijs een diploma te behalen.

2) Onder het taalschakeltraject wordt verstaan een opleiding educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet educatie en beroepsonderwijs aan een instelling met diploma-erkenning als bedoeld in artikel 1.4a.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, welke opleiding is gericht op het begeleiden van anderstaligen richting het beroeps- of hoger onderwijs.

3) De verplichting om de module Arbeidsmarkt en Participatie af te ronden is niet van toepassing op de inburgeringsplichtige die het taalschakeltraject volgt of heeft afgerond.

4) Indien de inburgeringsplichtige de onderwijsroute niet heeft behaald, heeft deze het inburgeringsexamen behaald, indien hij heeft voldaan aan de examenonderdelen:

a.mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal op ten minste het niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen; en
b.kennis van de Nederlandse maatschappij.

Artikel 9.

De zelfredzaamheidsroute

1) De inburgeringsplichtige die naar het oordeel van het college redelijkerwijs niet in staat is het inburgeringsexamen of het taalschakeltraject te behalen binnen de termijn, bedoeld in artikel 11, eerste lid, volgt een intensief traject dat aansluit bij de persoonlijke capaciteiten van de inburgeringsplichtige, gericht op het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal, zelfredzaamheid, activering en participatie in de Nederlandse maatschappij.

2) Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de inhoud en vormgeving van het traject.

Artikel 11.

Duur en aanvang van de termijn

1)
De inburgeringsplichtige voldoet binnen drie jaar aan de inburgeringsplicht.

2) De termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van het persoonlijk plan inburgering en participatie, bedoeld in artikel 15, derde lid.

Artikel 14.

De brede intake

3)
De brede intake is een onderzoek naar de mogelijkheden die de inburgeringsplichtige heeft om aan de inburgeringsplicht te voldoen. De brede intake bestaat in ieder geval uit:

a. een leerbaarheidstoets, waarmee inzicht wordt gegeven in het te behalen niveau van de Nederlandse taal van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde talen binnen de termijn, bedoeld in artikel 11, eerste lid;

b. een onderzoek omtrent gevolgd onderwijs en werkervaring in het land van herkomst;

c. een verkenning naar de persoonlijke omstandigheden, waaronder mede verstaan wordt de fysieke en mentale gezondheid, met het oog op het bieden van maatwerk tijdens het inburgeringstraject;

Artikel 13.

Maatschappelijke begeleiding

1)
Het college voorziet in de maatschappelijke begeleiding van de inburgeringsplichtige die rechtmatig verblijf heeft op grond van een:

a. verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd;

[…]

3) De maatschappelijke begeleiding vangt aan op de dag dat de inburgeringsplichtige in de basisregistratie personen is ingeschreven, met dien verstande dat als hij rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, het gaat om de inschrijving in de gemeente waar hij op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 is gehuisvest.

Loi sur l’intégration civique (2021)

Article 6

L’obligation de l'intégration

1) L’obligation de l'intégration consiste à:

a. compléter le processus de déclaration de participation;
b. compléter le module sur le marché du travail et la participation; et
c. réussir l’examen d’intégration, le parcours d’enseignement ou le parcours d’autonomie.

2) La personne faisant l’objet d'intégration qui a rempli l’obligation de l’intégration reçoit un diplôme s’il a réussi l’examen d’intégration ou la filière scolaire, et un certificat s’il a atteint l'objectif de l’autosuffisance.

3) La commission offre la procédure de déclaration de participation et le module Marché du travail et Participation.

4) La procédure de déclaration de participation comprend une introduction aux valeurs fondamentales de la société néerlandaise et se termine par la signature de la déclaration de participation.

5) Cette déclaration contient la formule finale suivante : «Je déclare avoir pris note des valeurs et des règles du jeu de la société néerlandaise, et je les respecte, et je respecte les droits de l’homme universels et je n’agirai pas à leur encontre. Je déclare que je veux contribuer activement à la société néerlandaise et compte sur mes concitoyens pour faire de même.

Article 7

L’itinéraire B-1

1) L’examen d’intégration comprend :

a. l’examen des compétences orales et écrites en néerlandais au moins au niveau B-1 du Cadre européen commun de référence pour les langues vivantes étrangères; et

b. l’examen des connaissances de la société néerlandaise.

2) Notre Ministre ou notre ministre de l’Éducation, de la Culture et des Sciences propose l’examen d’intégration.

3) La personne assujettie à l’intégration qui est titulaire d’un diplôme, d'un certificat ou d'un autre document désigné par règlement ministériel attestant qu’elle possède une partie des compétences et des connaissances visées au premier paragraphe est exemptée de l’obligation d’acquérir cette partie de ces compétences et de ces connaissances.

4) Des règles sont fixées par une ordonnance administrative générale ou en vertu d’une telle ordonnance concernant:

a. le contenu et la conception de l’examen d’intégration;
b. la tenue et l’évaluation de l’examen d’intégration;
c. les frais dus au titre de l’examen d’intégration;
d. l’identification de la personne qui passe l’examen d’intégration civique.

Article 8

Le parcours de formation

1) La personne faisant l’objet d’une intégration qui indique lors de l'admission générale qu’elle souhaite suivre une formation en enseignement professionnel ou supérieur doit se conformer à la procédure de changement de langue si, de l’avis du collège, il y a de fortes chances qu’elle puisse obtenir un diplôme dans l’enseignement susmentionné après avoir suivi ladite formation.

2) Dans le programme de changement de langue, on entend une formation au sens de l’article 7.3.1, premier paragraphe, alinéa f, de la Loi sur l’éducation et de l’enseignement professionnel dans un établissement dont le diplôme est reconnu au sens de l’article 1.4a.1 de la Loi sur l’éducation et de l’enseignement professionnel, qui vise à orienter les non-néerlandophones vers l'enseignement professionnel ou supérieur.

3) L’obligation de suivre le module Marché du travail et Participation ne s’applique pas aux personnes faisant l’objet d'une intégration, qui suivent ou ont terminé la procédure de changement de langue.

4) Si la personne faisant l'objet d'une intégration n'a pas réussi le parcours scolaire, elle aura réussi l'examen d'intégration civique si elle satisfait aux éléments d'examen suivants :

a. les compétences orales et écrites en néerlandais au moins au niveau B-1 du Cadre européen commun de référence pour les langues étrangères modernes; et
b. la connaissance de la société néerlandaise.

Article 9

Le parcours d’autonomie

1) La personne soumise à l'obligation d'intégration qui, de l'avis de la commission, est raisonnablement incapable de réussir l'examen d'intégration civique ou le programme de changement de langue dans le délai visé à l'article 11, premier paragraphe, doit suivre un programme intensif en fonction de ses capacités personnelles dans le but d'acquérir des compétences orales et écrites en langue néerlandaise, ainsi que l'autonomie, l'activation et la participation à la société néerlandaise.

2) Des règles sont fixées par ou en vertu d'un décret concernant le contenu et la conception du parcours.

Article 11

Durée et début du mandat

1)
La personne faisant l'objet d'une intégration remplit l’obligation d’intégration dans un délai de trois ans.

2) Le mandat commence le lendemain de la date du projet personnel d'intégration et de participation, visé à l'article 15, troisième paragraphe.

Article 14

L'admission générale

3)
L’admission générale est une enquête sur les possibilités que la personne faisant l'objet d'une intégration pour se conformer à l’obligation d’intégration. Quoi qu’il en soit, cette admission générale consiste :

a. à un test d’aptitude à l’apprentissage, qui donne un aperçu du niveau à atteindre de la langue néerlandaise dans le Cadre européen commun de référence pour les langues étrangères modernes dans le délai visé à l’article 11, premier paragraphe;

b. à une enquête sur l’éducation et l’expérience professionnelle dans le pays d’origine;

c. à une exploration des circonstances personnelles, notamment la santé physique et mentale, en vue d’apporter des solutions sur mesure au cours de la procédure d’intégration;

Article 13

Soutien social

1)
La commission assure l’orientation sociale de la personne en voie d’intégration qui réside légalement en vertu :

a. d'un permis de séjour d’une durée déterminée;

[…]

3) L'assistance sociale commence le jour où la personne soumise à l'obligation d'intégration est inscrite au registre de base des personnes, étant entendu que, si elle séjourne régulièrement sur la base d'un permis de séjour temporaire en vertu d'un asile, il s'agit de l'inscription dans la municipalité où elle est hébergée sur la base de l'article 28 de la Loi sur le logement de 2014.


 

Page précédente

 

Pays-Bas

Accueil: aménagement linguistique dans le monde